NL
EN
FR
ES
PTPT
Humaan herpesvirus 6
HHV-6 heeft een zeer hoge prevalentie (bijna 100% van de wereldbevolking is blootgesteld). Het wordt voornamelijk overgedragen via speeksel. Overdracht vindt gewoonlijk plaats binnen de eerste twee levensjaren; primaire infectie gaat vaak gepaard met een koortsaandoening en soms met het ontstaan van roseola (exanthem subitum). Er zijn twee varianten van het virus bekend, HHV-6A en HHV-6B. HHV-6 is voornamelijk lymfotroop en infecteert een breed scala aan immuuncellen, waaronder T-cellen, monocyten en NK-cellen; het virus kan echter ook veel andere weefsels infecteren, zoals de hersenen of de lever.
HHV-6 heeft immuunmodulerende effecten, waaronder onderdrukking van de proliferatie van T-cellen en verandering van de cytokineproductie. Deze immunosuppressie kan de ontwikkeling of progressie van andere virale infecties zoals CMV, EBV of HIV bevorderen.
Verschillende onderzoeken hebben een mogelijk verband tussen HHV-6 en multiple sclerose (MS) gerapporteerd. Expressie van HHV-6-eiwitten wordt waargenomen op de plaats van MS-laesies; celvrij HHV-6-DNA is gedetecteerd in het serum van MS-patiënten. Er wordt ook vermoed dat reactivatie van HHV-6 bijdraagt aan de pathogenese van CVS.
Humaan herpesvirus 7
HHV-7 is nauw verwant aan HHV-6. Primaire infectie met HHV-7 treedt gewoonlijk later in de kindertijd op dan HHV-6-infectie; het kan ook exanthem subitum veroorzaken. HHV-7 heeft mogelijk een smaller tropisme dan HHV-6: het virus infecteert en repliceert efficiënt in CD4+-cellen; het kan worden gevonden in hersenweefsel, maar met een lagere frequentie dan HHV-6.
Er is gesuggereerd dat HHV-7 HHV-6 vanuit latentie zou kunnen reactiveren. Er is een verhoogde prevalentie gemeld bij mensen met een auto-immuunziekte.
Cytomegalovirus
CMV wordt overgedragen via nauw persoonlijk contact (speeksel, bloed, moedermelk, sperma…). 20% van de kinderen is al vóór de puberteit besmet; infectie komt dan vaak voor tijdens de adolescentie. Uiteindelijk zal 40 tot 100% van de algemene bevolking tekenen vertonen van eerdere blootstelling.
Primaire CMV-infecties bij pasgeborenen kunnen tot ernstige complicaties leiden, maar bij oudere kinderen en volwassenen verloopt de primaire infectie meestal asymptomatisch. Na infectie blijft CMV latent in de gastheer en kan worden gereactiveerd als het immuunsysteem ernstig is aangetast. Reactivering van het virus kan zich richten op het centrale zenuwstelsel (acute encefalitis), het netvlies beschadigen of dermatologische verschijnselen veroorzaken (huiduitslag, ulceratieve laesies). Er wordt vermoed dat CMV een pathogene rol speelt bij prikkelbaredarmziekten.
Epstein-Barr-virus
EBV (HHV-4) infecteert meer dan 90% van de volwassen wereldbevolking. Het wordt overgedragen via contact met speeksel; het virus vermenigvuldigt zich eerst in het epitheel van de orofarynx voordat het de B-lymfocyten infecteert, waar het levenslang in latente toestand zal blijven bestaan. Primaire infectie treedt doorgaans op in de eerste levensjaren en is over het algemeen asymptomatisch. In ontwikkelde landen wordt de primaire infectie echter soms uitgesteld tot laat in de adolescentie, en kan dan leiden tot klierkoorts.
Bij de meeste individuen heeft persistentie van het virus geen gevolgen; bij sommige mensen wordt EBV echter in verband gebracht met de ontwikkeling van kanker. EBV-infecties bleken voor het eerst geassocieerd te zijn met Burkitt-lymfoom (een veel voorkomende kanker die kinderen in bepaalde regio's van Afrika treft) en zijn betrokken bij de ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom en nasofarynxcarcinoom (in specifieke Aziatische regio's). Naast kanker is EBV in verband gebracht met verschillende immuunziekten. Door T- en NK-cellen te infecteren, kan EBV hemofagocytisch syndroom (EBV-AHS) veroorzaken.
Er zijn aanwijzingen dat multiple sclerose soms kan optreden als gevolg van een EBV-infectie. Serumantilichamen tegen EBV-antigenen worden aangetroffen bij een subgroep van CVS-patiënten; aangezien EBV-infecties kunnen leiden tot infectieuze mononucleosis, waarvan de acute symptomen vergelijkbaar zijn met die van CVS, werd ooit voorgesteld dat EBV de voornaamste veroorzaker zou zijn.
